Deel 3. Martin Heidegger: techniek als metafysica

Civis Mundi Digitaal #148

https://www.youtube.com/watch?v=VyPW3mjse8M

 

Pieter Tijmes gaat verder met Heidegger (1889-1976). Zijn filosofie kwam in dit nummer en vorig nummer al aan de orde. Wat weet hij daaraan toe te voegen? Zijn techniekfilosofie valt te begrijpen in termen van zijn zijnsfilosofie. De omgang met het zijn en het ‘zijnsverstaan’ zijn in de moderne tijd volgens Heidegger technisch geworden: de metafysica werd techniek. Je zou haast kunnen zeggen dat techniek een religie is geworden, vereerd en aanbeden wordt. Er worden offers voor gebracht en investeringen voor opgebracht. Mensen wachten een nacht in de rij voor de nieuwste iphone en hebben vaak een vermogen over voor nieuwe techniek.

Volgens Heidegger zijn wij in de ban geraakt van het (be)rekende denken, ook wel instrumentele rationaliteit genoemd, dat verbonden is met de techniek. Tijmes gaat in op zijn betrokkenheid voor het nazisme “wellicht in de hoop de “Führer zu führen” als rector van de universiteit van Freiburg. Maar dit bleek een ijdele hoop. Tijmes merkt op dat “zijn belangrijkste werk Sein und Zeit geen inhoudelijke kritische positie kent om de menselijke verantwoordelijkheid gestalte te geven.” Het is een ontologie, een leer van het zijn, het betreft geen ethiek, laat staan een politieke filosofie. Heidegger hoopte ook dat het nazisme de technische dominatie zou keren, maar het omarmde de techniek, vooral de wapentechnologie.

 

Zijnsfilosofie

“De mens is openheid voor de zijnden, hij is er permanent op betrokken” en in “zorgend handelen” ermee verbonden (‘verklammert’). Zijn duidende verstaan ervan wordt bepaald door “het zorgende omgaan met de dingen en de mensen in talloze mogelijkheden... De grond van dit gebeuren [het zijnsverstaan en de zorgende omgang] is het zijn. Dit zijn is niet een zijnde.” Het is geen ding, maar het laat de zijnde dingen oplichten. Het drukt zich uit in stemmingen waarin het zorgend handelen plaatsvindt. “In de ruimte van deze gestemdheid is het zorgend handelen pas mogelijk.” De ruimte en openheid is ook vrijheid "waarin de mens als mens altijd al verkeert”. (p71,73,74)

Dit klinkt nogal abstract. Een stemming is een soort grondgevoel, een vorm van bewustzijn. De betrokkenheid op het zijn bij Heidegger komt overeen met het intentionele bewustzijn van zijn leermeester Husserl. Maar hij heeft het bewustzijn geëlimineerd en spreekt van zijn en zijnsverstaan. Verstaan impliceert echter bewustzijn. Zonder bewustzijn geen (zijns)verstaan. Het zijn bij Heidegger lijkt moeilijk te begrijpen zonder notie van bewustzijn, zoals bij Husserl en Sartre in diens voetspoor het geval is.

Dat het zijn moeilijk te begrijpen is, komt doordat wij “deze scheppende oergrond” van het zijn vergeten zijn. Heidegger noemt dit Seinsvergessenheit (zijnsvergetelheid). Dit (begrip) zegt velen misschien niets. Juist omdat het is vergeten, hebben ze geen notie meer van “het zijn”. Het is niet hetzelfde als God, want God is ook een zijnde, het hoogste zijnde. Tenzij onpersoonlijk opgevat als dragende grond van het zijnde, zoals de Tao bij het taoïsme of het Atman-Brahman bij het hindoeïsme. Zoals de wortels van een boom, is het zijn ondergronds en onzichtbaar, daarom wordt het over het hoofd gezien en vergeten. Opgevat in termen van bewustzijn, ziet het bewustzijn zichzelf niet, maar wel de zijnde dingen waarvan het zich bewust is.

 

Berekenend en instrumenteel denken

De opvatting van het zijn als zijnde dingen ligt ten grondslag aan de berekende en technische omgang met de dingen, die daaruit voortvloeit. De “bezinning op het wezen van het zijnde” verschuift daarbij naar de achtergrond. Bij de oude Grieken en in de middeleeuwen was deze meer gemeengoed bij filosofen, die nog filosofeerden over de dragende grond van het zijn, die later plaatsmaakte voor de scheppende God.

“In de moderniteit doofde de glans van het heilige [de zijnsgrond] steeds meer.” (p77) Alsof God zich terugtrekt. Max Weber en velen na hem spraken van ‘onttovering’. Traditioneel, charismatisch en waarde-ratonineel handelen maakte in Webers terminologie plaats voor doelrationeel, dwz. instrumenteel handelen, waarvan technisch handelen een vorm is. Heidegger probeert duidelijk te maken dat het naar voren komen van de techniek metafysische achtergronden heeft, waarbij het bezinnende denken plaats maakt voor het (be)rekenende en instrumenteel-technische denken en omgaan met de dingen.

Verstaan wordt be-grijpen met de nadruk op grijpen. “De aanpak domineert,” het beheersen. “De gestemdheid is niet die van het vieren van de Grieken, niet die van het ootmoedig buigen voor God van de middeleeuwen, maar de uitdaging en drang tot heersen op basis van fundeerbaarheid en berekenbaarheid.” De scheiding in subject en object sinds Descartes draagt daartoe het nodige bij. Object betekent voor-werp, iets dat zich laat pakken, grijpen en beheersen in plaats van zich aan ons te “ontbergen” en te ontvouwen.

 

Wil tot macht

“De grondstemming van de moderniteit is de wil tot macht” volgens de filosofie van Nietzsche. Nadat “de ruimte van God wordt ingenomen door de rede, de zedenwet, de vooruitgang, de cultuur” verdwijnt God van het toneel en “poneert de wil tot macht zichzelf als waarde... Dit is... de metafysica van de moderne condition humaine. Deze metafysica ziet Heidegger doorwerken in... wetenschap en techniek... het wezen van de moderne metafysica is identiek met het wezen van de techniek.” (p79-80) Begrepen als wil tot macht, bij Nietzsche het wezen van het zijnde, dat zijn eigengereide vorm van metafysica poogt weer te geven.

Deze wil tot macht en beheersing toont zich in de moderne wetenschap en techniek. ‘Kennis is macht’, zei Bacon reeds. “Wat is het wezen van de moderne wetenschap?... Tot het wezen van de wetenschap behoort tegenwoordig dat het een bedrijf is” met bepaalde procedures. Universiteiten gedragen zich tegenwoordig steeds meer als bedrijven en worden steeds meer betaald door bedrijven met “veel contractresearch ten nutte van wie betaalt”. (p80-82)

 

https://x.com/BlitzWissenDE/status/1799085016569495927

 

Het kenmerkende van de techniek

Het wezen van de techniek is dat het een middel is om een door mensen gesteld doel te bereiken. De moderne wetenschap en techniek zijn gericht op efficiënt en instrumenteel handelen dat middelen op doelen richt en hebben slechts oog voor de efficiënte oorzaken. De materiële, formele en finale of doelgerichte oorzaken van Aristoteles spelen geen rol van betekenis meer.

Bij het Griekse woord technè heeft de mens het maken zelf in de hand en brengt het zichzelf niet voort. Het komt niet uit zichzelf te voorschijn. Technè is ambachtelijk handelen. Oorspronkelijk was technè “niet het maken, het aanwenden van middelen... maar het ontbergen... Wie een huis bouwt, ontbergt het ‘te-voorschijn-brengende’.” (p86)

De moderne techniek “is geen te-voorschijn-brengen... maar een te-voorschijn-dwingen!” Zij heeft een dwingend karakter. “De mens stelt aan de natuur de eis om energie te leveren... De natuur wordt in onze regie opgenomen met het oog op haar leveranties... De in de natuur verborgen energieën worden ontsloten, daarna getransformeerd, vervolgens opgeslagen en weer verdeeld.” De boer werkte samen met de natuur, “vertrouwde het zaad toe aan haar groeikracht... De moderne boer is landbouwingenieur geworden, die zich onafhankelijk maakt van weer en wind. Hij probeert het land de productie af te dwingen.” (p87)

Wetenschap en techniek zijn “opgenomen in een vlechtwerk van relaties”, een systeem. Heidegger noemt dit een Bestand ook wel een Gestell of ‘bestel’. Ellul en anderen spreken van een systeem. “Moderne techniek produceert het zijnde als Bestand om erover te beschikken... Het wezen van de techniek berust op het bestel. Het heersen van het bestel behoort tot de beschikking.”

 

Bezinning en gelatenheid

Het heersen verhindert een andere, bezinnende wijze van zijn en omgaan met de zijnde dingen. “De poging om heer en meester over de techniek te worden vertegenwoordigt een groot gevaar.” (p88)

De hoop op bezinning is zijn antwoord. Een andere manier van denken en omgaan met mensen en dingen dan technisch en instrumenteel. Meer techniek is geen oplossing maar vergroot het gevaar. Geen heer en meester zijn, maar ‘gelatenheid’ is Heideggers antwoord, op te vatten als openheid en overgave aan het zijn. Het doet denken aan openheid voor en overgave aan God, op te vatten als zijnsgrond. In deze context van bezinnend denken en gelatenheid kan zijn uitspraak ‘Alleen een god kan ons nog redden’ worden beschouwd.

Techniek en berekening gaan samen met ontworteling. “Alles waarmee de moderne technische instrumenten van berichtgeving de mens elk uur prikkelen, overvallen, voortjagen – dat alles is de mens thans veel meer nabij dan de eigen akker rond de hoeve, dan de hemel boven het land, dan het tijdsverloop van dag en nacht, dan gewoonten en zeden in het dorp, meer nabij dan... de wereld waar men geboren is.”

De instrumentele houding verandert de geborgenheid en geworteldheid in onze natuurlijke omgeving. Heidegger anticipeert hier in 1959 al op de ecologische crisis, waarbij “de wereld object wordt van het berekende denken en... technische en industriële exploitaties [...zodat] hij weerloos is uitgeleverd aan de overmacht van de techniek”. (p91)

Heidegger spreekt zich niet uit tegen techniek, maar tegen de overheersing erdoor en het verdringen van het bezinnende denken en zijn. Bezinning en “de houding van open verwachting - gelatenheid en openheid - belooft een nieuwe grond en bodem waarin wij kunnen wortelen. Het mens-zijn hangt af van deze ‘gelatenheid en openheid als bijzondere gestalten van het bezinnende denken.” (p92)

Meer techniek ziet hij zoals gezegd niet als oplossing, maar als meer van hetzelfde en meer problemen. “Hij verzet zich ertegen dat de mens zou pogen de techniek in zijn greep te krijgen. ... omdat deze poging de horigheid aan de techniek alleen maar vergroot.” (p93) Zoals Einstein al zei, kunnen de huidige problemen niet worden opgelost door de wijze van denken en handelen die deze problemen heeft veroorzaakt. Er is een andere wijze van denken en leven nodig met andere waarden dan louter instrumentele rationaliteit, die niet tot zingeving leidt, maar slechts tot een opeenstapeling van verworvenheden en technische middelen die ons schijnbaar bevrijden maar feitelijk ook binden en afhankelijk maken.

Gelatenheid is een zijnswijze van niet gehecht zijn. De term is ontleend aan de mysticus Meister Eckhart. Mystieke en spirituele filosofieën geven er een toelichting aan waarvan Heidegger ongetwijfeld heeft kennisgenomen. Hij verwijst naar Paulus: “laten zij die een vrouw hebben, zijn al zonder vrouw... die kopen als zouden zijn er niets van behouden” (p. 93, 1 Cor. 7:29 e.v.) Met andere woorden: niet gehecht zijn, er vrij van zijn in een meer bezonnen en verlicht bewustzijn, dat geluk in zichzelf vindt en dit niet primair zoekt in dingen en mensen om zich heen. Dit maakt ook een andere dan de technische, manipulatieve omgang met de natuur mogelijk, waarin bijv. behalve bezinning de verwondering en de eerbied voor het leven weer in ere wordt hersteld.

Samenvattend “zou ik zeggen dat Heidegger zeer duidelijk heeft laten zien dat achter de triomftocht van het technisch-wetenschappelijke handelen en denken... een metafysische grondhouding schuilgaat. Wie zich bezighoudt met techniek, dient zich hiervan rekenschap te geven.” (p94)