Deel 2. Nawoord: ’de nieuwe waarheid van Camus’

Civis Mundi Digitaal #148

https://www.tzum.info/2024/07/recensie-albert-camus-laatste-cahiers-1951-1959/ 

Na de dagboeknotities volgt een informatief en diepgravend nawoord van René Puthaar. Hij plaatst de brokstukken in het totaalperspectief van het plotseling afgebroken leven en werk van Camus en de plannen die hij had. Hij duidt verbanden in een breder kader, waardoor bovenstaande samenvatting meer op zijn plek valt.

Het nawoord begint met het fatale auto-ongeluk, waarbij het onvoltooide manuscript van zijn laatste roman De eerste man overleefde en in een tas werd gevonden, waaraan diverse notities zijn gewijd. Dit boek verscheen pas in 1994, 34 jaar na zijn dood. Er werden meteen zo’n 400.000 ex. van verkocht. Het vormt een onderdeel van “wat de derde periode van zijn schrijverschap moest worden. Na de cyclus  van het absurde (De vreemdeling, De mythe van Sisyphus) en die van de opstand (De pest, De mens in opstand), de periode die de cyclus van de liefde zou moeten worden, en daarmee, zoals Camus in een interview had gezegd, van de levenslust en het geluk... Over de noodzaak van de liefde sprak hij met nadruk in het in 1952 geschreven  essay ‘Terug naar Tipasa’, dat werd opgenomen in De zomer (1954).” Daarin schrijft hij onder meer dat “de liefde aan de gerechtigheid het leven schonk”, zoals hij eerder schreef in De mens in opstand. Hij pleit voor “een revolutie van het hart”. (p308,309) 

 https://www.wereldreis.net/landeninfo/afrika/algerije/bezienswaardigheden-in-algerije/ Romeinse ruïnes in Tipasa 

Licht en vrijheid

“Hier [bij de ruïnes van Tipasa] vond ik de schoonheid van vroeger terug, een jonge hemel, en ik besefte hoe groot mijn geluk was, nu ik eindelijk begreep dat in de zwartste jaren van onze waanzin de herinnering aan die hemel mij altijd was bijgebleven... De wereld begon daar iedere dag opnieuw in een altijd nieuw licht... Midden in de winter leerde ik eindelijk begrijpen dat ik in mij een onoverwinnelijke zomer ronddroeg.” 

“Dat licht is voor Camus dus ook een innerlijk licht, dat een affirmatie is van het leven en de levenslust... ‘De wil hebben te leven zonder iets van het leven af te wijzen en dat is de deugd die ik in deze wereld het meest waardeer’.” (p309,310) Het vormt eigenlijk een begin van zijn cyclus van de liefde, die trouwens ook al in De pest en de Mens in opstand is begonnen, want de liefde motiveert de opstand en het verzet tegen onrecht en ellende.

De notities van de laatste dagboeken bevatten bouwstenen en brokstukken voor de nieuwe cyclus. Deze werd bemoeilijkt omdat hij de kritiek op De mens in opstand te verwerken had, die hem diep kwetste en hem als banneling uit zijn linkse milieu eenzaam en onzeker maakte. Hij stond alleen tussen links en rechts. Maar vrijheid en menselijke waardigheid gingen voor hem boven alles. Als het ware vogelvrij verklaard vond hij ook een nieuwe vrijheid. 

Schuld en schaamte

Naast vrijheid en waardigheid zijn ook schuld en schaamte een wezenlijke thema’s in het werk van Camus, waarin hij vooral in De val op gelaagde wijze van getuigt. Het verwijst aanvankelijk impliciet naar de schaamteloze uitroeiing van de Joden, maar het betreft vooral een persoonlijke getuigenis, van de schuld en schaamte omdat hij een vrouw in de Seine heeft laten vallen en gewoon doorliep zonder een hand uit te steken. Een verwijzing naar de suïcidale val uit het raam van zijn depressieve vrouw, waarover hij zich schuldig voelde vanwege zijn ontrouw en overspelige relaties. 

Hij zou zich ook schuldig hebben gevoeld,omdat hij zijn "arme, analfabete moeder, die hij in zijn geliefde Algerije heeft achtergelaten, om in Parijs een schrijversbestaan op te bouwen. Hoe meer hij schreef, en hoe hoger en sneller zijn ster steeg aan het literaire firmament, hoe verder hij zich verwijderde van zijn oorsprong. Niet alleen van haar, ook van Algerije, ‘mijn grond’. Hij, de verloren zoon, leefde verweesd als balling in Frankrijk.” (p314) Het is een thema in diverse werken, die alle zijn gesitueerd in Algerije. Dit thema geldt vooral voor de verhalenbundel Koninkrijk en ballingschap.

In De val relativeert hij op welsprekende wijze zijn succes. In een voormalig advocaat en rechter die boete doet, is een (be)oordelend schrijver te herkennen, iemand met de gave van het woord, die tegelijk schaamtevol en schaamteloos de authenticiteit van zijn leven opbiecht. Hij is op zoek naar echtheid, die daar nog niet wordt gevonden wordt, maar wel wordt voorbereid in dit curieuze werk.

De relativering van zijn succes en de val uit het literaire firmament bleek pijnlijk toen de linkse kritiek hem uit de lucht schoot en dwong om “een toontje lager te zingen... zij het in een ander register”. (p315) 

https://bookanalysis.com/albert-camus/the-stranger/ 

Liefde voor de natuur, zon, zee en strand

De relativering van zijn succes hielp hem een laag dieper te spitten en het innerlijke licht, het altijd nieuwe zonlicht en de liefde voor de natuur en zijn medemensen te herontdekken. “Camus lag als jongen in het warme zand van een Algerijns strand... met de schitteringen van de eindeloze zee, en achter hem de bergen, met daar weer achter het oneindige land met het mysterie van de woestijn, en boven hem de immense zuidelijke hemel met het verblindende licht en de brandende zon. In allerlei passages zien we hoeveel aandacht hij heeft voor de natuur... Het belangrijkste verschil tussen Sartre en Camus was misschien wel dat voor de eerste de natuur niets betekende, en voor de tweede zowat alles.”

“De Laatste cahiers getuigen van een liefde die zelf een voorbeeld is van het evenwicht... tussen het innerlijke licht en het licht van de wereld... dat we al kenden uit Bruiloft en De zomer, en dat ook zo belangrijk zou worden in De eerste man.” (p317) In de cahiers vinden we de beleving van dit evenwicht in zijn reisbeschrijvingen.

Zijn filosofische essays De mythe van Sisyphus en De mens in opstand beargumenteren zijn “bezwaren tegen de geest der eeuw”. Zijn lyrische essays zijn meer persoonlijk met veel lyrische natuurbeschouwingen, “zonlicht dat schittert op zee”. 

https://grieksemythologie.net/namen/hagn/helena
https://www.pinterest.co.uk/pin/636766834793225503/?lp=true

Helena, de mooiste vrouw van Griekenland, belichaamt de schoonheid die in Europa verdween in mateloosheid.

Antieke versus moderne cultuur, maat versus mateloosheid

“Camus zag voor de toekomst vooral heil in een heroriëntatie op de antieke Griekse cultuur. Niet alleen om twintig eeuwen christendom te kunnen overwinnen, maar ook op een halt toe te roepen aan de mateloze expansiedrift van de moderne mens, die zowel in maatschappelijke ideologieën, wetenschap en technologie, als in de commercie en het consumentisme gestalte kreeg.” (p322) 

“Camus identificeerde de mateloosheid van de twintigste eeuw onder meer met de ideologieën die hadden geleid tot concentratie- en vernietigingskampen, en met de ideologie van het kapitalisme, die had geleid tot een onverdedigbare kloof tussen arm en rijk, tot een nieuwe massa van slaven van het consumentisme, en tot reductie van de natuur tot economisch kapitaal. De notie van de maat, het besef dat de mens als verstandig wezen grenzen moet stellen aan zijn wil tot macht, is wat hij op grond van het Griekse denken wilde doen herbeleven.” Met name in “het klaarlichte denken” aan het eind van De mens in opstand en het essay ’Helena’s ballingschap’ in De zomer.

“Camus schreef niet in zoveel woorden over de ecologische crisis die de moderne mens voor zichzelf heeft gecreëerd, maar hij voorzag de gevaren van de moderne blindheid voor de natuur... De moderne mens was tot zijn selfmade geschiedenis verdoemd, en tot de vervuiling, het lawaai, de drukte, de commercie, kortom de lelijkheid... Zo is voor de moderne mens ‘de wereld afgesneden van wat haar duurzaamheid bepaalt: de natuur, de zee, de heuvels, de avontuurlijke overpeinzing’. Voor dat peinzen, dromende denken en bespiegelen van mensen die door iets groters dan zijzelf zijn omgeven (de natuur voorop) geeft hij het beroepsmatige denken van de stadse filosofen graag cadeau,” aldus Puthaar in een tekenende beschrijving van de moderne tijd. (p323)

Op de Griekse eilanden vindt Camus weer een “oord van geluk”, dat lijkt op het koninkrijk in zijn jeugd aan de Algerijnse stranden, zie bovenstaande reisbeschrijvingen. “Hoogtepunt is het bezoek aan Delos... De eilandencirkel is begrensd en is daarom volmaakt... Hier verheugt de vrijheid zich in de begrenzing.” (p324,325) Het troept associaties op met de lyrische essays in De eilanden van zijn docent en levenslange vriend Jean Grenier, die een voorbeeld voor hem waren. 

 

Lucien Camus, de vader van Albert en Moeder Camus
http://litteranaute.blogspot.com/2010/01/je-prefererai-toujours-ma-mere-la.html

Ook omdat zijn vader sneuvelde en zijn moeder gevaar liep, had Camus de pest aan geweld 

Algerije

De euforie op de Griekse eilanden staat in schril contrast met ellende en het geweld dat hij aan zag komen in zijn geliefde Algerije, waar de Onafhankelijkheidsoorlog uitbrak die een miljoen levens zou eisen en vier miljoen ontheemden. Het heeft hem diep aangegrepen. Hij heeft gedaan wat hij kon om het te voorkomen en aan te sturen op een bestand en is er herhaaldelijk heen gereisd, maar het mocht niet meer baten.

De Nobelprijs kon hem niet troosten. Het resultaat was nog meer verwachtingen en verplichtingen waar hij niet aan kon voldoe, en nog meer pijlen van zijn critici. Maar het geldbedrag stelde hem staat een oude wijnboerderij in de Provence te kopen waar hij alleen ging wonen en in het mediterrane klimaat de rust en ontspanning vond om De eerste man schreef. Dit ontroerende boek gaat over zijn armoedige maar gelukkige jeugd in Algerije.

De persoonlijke bezorgdheid om zijn moeder en zijn familie tijdens de onafhankelijkheidsoorlog wordt potsierlijk en sentimenteel genoemd “in dit grote historische conflict waarin het ging om de rechten van zon’n tien miljoen Algerijnen... ‘Er worden bommen gegooid op de tram van Algiers, Mijn moeder kan zich in een van die trams bevinden. Als dat gerechtigheid is, verkies ik mijn moeder’,” zou Camus gezegd hebben. Hetgeen hem op een spervuur van hoon kwam te staan van eerdere vrienden. “Miljoenen Algerijnse moeders plaatste Amrouche [een met Camus bevriende Berberdichter]  tegenover de moeder van Camus.” (p328,329) 

Maar waarom worfden deze moeders tegenover elkaar geplaatst? Alsof Camus geen rekening hield met de Algerijnse moeders, vaders, kinderen en jongeren. Hij heeft vaak met succes vele ter dood veroordeelde Algerijnen vrij proberen te krijgen en verzette zich categorisch tegen geweld aan beide zijden. Gerechtigheid gaat volgens bij hem niet samen met geweld. Zijn visie is consistent met wat hij schrijft in De mens in opstand, waarin hij geweld afwijst, alsmede rechtvaardigheid die de menselijkheid geweld aandoet. Staat zijn moeder niet voor ieder dierbaar medemens? De moeder van iedereen loopt immers het gevaar te worden vermoord als men zijn toevlucht neemt tot terrorisme. 

‘Duister voor hemzelf’

Het boek eindigt met het hoofdstuk ‘Duister voor zichzelf’ dat een complex licht werpt op Camus, “een veel complexere schrijver dan vaak wordt aangenomen”. En niet zo’n hedonistische levensgenieter als lijkt in sommige beschrijvingen. “Dit hoofdstuk is hoogstwaarschijnlijk het laatste waar hij in zijn leven aan heeft gewerkt, en het is een apotheose van zijn werk... Er is nauwelijks aandacht aan besteed.” (p335)

Het laat zijn duistere kant zien, de tegenpool van het licht dat hij verheerlijkt, “zijn gevoelens van totale verlatenheid en zijn verlangen om niets te zijn. Dat alles had hij al gevoeld als kind, in dat enorme lege land, met de immense zee voor hem en de eindeloze ruimte van de bergen, de hoogvlakten en de woestijn achter hem. Die eindeloze leegte werd l’intérieur genoemd, merkt hij op. Dus ook als ‘het inwendige’, ‘het binnenste’ te verstaan... Het geluk... had een inktzwarte keerzijde: een radicaal verloren zijn, een ‘geworpenheid’ in de leegte, een totale levensangst... ‘De angst voor het heilige, de angst ten overstaan van de eeuwigheid’.” (p339,340)

Gaat dit over Camus of over Heidegger? Het lijkt een nogal heideggeriaanse interpretatie. De genoemde angst lijkt veeleer ontzag voor het heilige, ‘het mysterium tremendum’, dat Rudolf Otto beschrijft in zijn gelijknamig boek.

Camus schrijft ook soms over het mysterie, bijv. in ‘Het raasel’ (L’enigma) in De zomer, maar zonder angst. Camus schrijft herhaaldelijk dat hij niet bang is voor de dood, zoals ook geldt voor de hoofdpersonen in De gelukkige dood en De vreemdeling, die hun dood in vrede tegemoet zien, evenals de stervenden in De pest. Met uitzondering van de gruwelijke beschrijving van de dood van een klein onschuldig meisje als een impliciet aanklacht tegen God ofwel de natuur.

“Hem restte niets dan houden van zijn eigen dood,” schreef Camus in de aantekeningen voor De eerste man, conform het einde van eerdergenoemde boeken.

Is De eerste man (een beschrijving van) zijn tweede geboorte, (het begin van) een nieuwe waarheid, die hij in volgende werken verder gestalte wilde geven? vraagt Puthaar zich af. De dood hoort voor Camus bij het leven. Hij houdt van het leven waarbij de dood is inbegrepen. Jisit omdat het eindig is, krijgt het leven een onvergelijkelijke waarde.

Puthaar eindigt zijn nawoord met deze notitie: “Ik zal doodgaan en deze plek zal doorgaan met het verstrekken van volheid en schoonheid, Niets bitters in deze gedachte. Integendeel, een gevoel van dankbaarheid en ontzag.” (p342) 

 

Commentaar: een gekwelde ziel?

Welk beeld rijst op na lezing van deze dagboeken? Wordt ons bestaande beeld van Camus erdoor bijgesteld of bevestigd? Arnold Heumakers sprak in zijn NRC-recensie van “een rusteloze gekwelde ziel op zoek naar balans en zuiverheid”. René Puthaar bevestigt dit beeld in zijn nawoord, maar noemt hem ook een complexe persoon. Je kunt hem een een polaire persoon noemen, gechargeerd gesteld, een vat vol tegenstrijdigheden. Polariteit van tegendelen of tegenpolen werd hierboven kenmerkend voor Camus genoemd. Keer en tegenkeer is de typerdende titel van zijn eerste publicatie. Koningrijk en ballingschap van zijn laatste literaire werk.

Volgens Jung (in Bewust en onbewust) heeft iedere persoon een schaduw(kant), maar niet iedereen is zich daarvan bewust. Bij Camus was dit wel het geval. Ook Nietzsche geeft daar uiting aan in De wandelaar en zijn schaduw.  Camus schrijft herhaaldelijk over zijn gebreken, worstelde daar soms mee, maar kon ze ook aanvaarden, ook al deed hij anderen tekort door zijn onvermogen.

Camus was ook een reflexieve persoon, die nadacht over zichzelf en wat hij deed en wat hij las, de mensen die hij ontmoette, de tijd waarin hij leefde en wat al niet. En hij was een z ich zuiverende persoon die vaak tegen beter weten in op zoek was naar zelfverbetering, zoals Heumakers al aangaf. Hij bleek ook onverbeterlijk en zijn leven lijkt er met het verstrijkev van de jaren niet rooskleuriger op geworden.

Was hij ook een gekwelde ziel? Hij was goed in ‘moeilijk doen’ en had het niet gemakkelijk, gekweld door eeen schuldgevoel ten opzichte van zijn vrouw en volgens Puthaar ook jegens zijn moeder, maar vooral vanwege zijn eigen tekort schieten. Gecombineerd met zijn zwakke gezondheid, die er ook niet beter op werd, bracht het hem wel eens aan de rand van de zelfmoord. Een stap die hij afwijst in De mythe van Sisyphus, maar die hij wellicht heeft overwogen sinds hij tuberculose kreeg en toen het telkens terugkwam. In elk geval heeft hij daardoor zijn mogelijke en waarschijnlijke maar onafwendbare dood al jong onder ogen moeten zien. De dood heeft hem zijn leven lang achtervolgd. Het bracht hem ertoe intens te leven in de schaduw van de dood. Het is een terugkerend thema in bijna al zijn werken vanaf zijn postuum uitgegeven eerste roman De gelukkige dood.

In dit boek en ook in De vreemdeling, dat daarbij aansluit, bleek dat de dood zijn levensgeluk niet in de weg stond. Integendeel, in het aangezicht van de dood licht het leven op in een onweerstaanbare glans, zoals de bladeren van de bomen zich op hun mooist tonen voor ze vallen. Juist omdat het leven eindig is, is het zaak optimaal geluk te ervaren tijdens ons korte leven. Sartre heeft in zijn toneelstukken de kwelling van het onsterfelijke leven zonder uitweg laten zien (in Huis Clos en Les jeux sont fait)

Is de gekwelde ziel een thema in zijn boeken? Veeleer gaan ze over strijdbare personen, die niet moedeloos zijn, maar altijd moed en hoop houden, zelfs met de dood voor ogen zoals (in) De vreemdeling en De pest.In zijn boeken straalt ons veeleer een onweerstaanbaar levensgeluk tegemoet zonder de dodelijke en teleurstellende schaduwzijde uit het oog te verliezen. Camus mag dan soms of misschien vaak een gekwelde ziel zijn geweest, hij was ook een levensgenieter, die zijn euforische natuurbeleving haast extatisch beschreef, onder andere in zijn reisbeschrijvingen in dit dagboek.

Camus had moeite met zijn ballingschap in Frankrijk. Hij voelde zich daar in ballingschap, vooral in de oorlog, toen hij niet terugkon naar zijn geliefde (in) Algerije en ook niet tijdens de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog, toen hij daar gevaar liep door velen werd beschouwd als een soort Franse expat en een tegenstander van de onafhankelijkheid die hij geleidelijk wilde laten verlopen en zonder bloedvergieten.

De vreemdeling, dat hij aan het begin van zijn verblijf in Frankrijk heeft voltooid en herzien, maar in Algerije heeft geschreven, geeft wellicht zijn levengevoel weer en dat van zijn generatie. Vandaar dat het zijn meest gelezen bestseller werd, waardoor hij opeens een bekende schrijver werd. Nog bekender werd hij als redacteur, later hoofdredacteur, van de verzetkrant Combat en als het ‘geweten van Frankrijk’ en de schrijver die de gevoelens van het volk als geen ander wist te vertolken. Daar kwam na De mens in opstand abrupt de klad in. Zijn kritiek op de excessen van het revolutioniare communisme vervreemde hem van zijn linkse achterban. Op zichzelf geworpen werd hij weer de vreemdeling en balling, die hij in Frankrijk eigenlijk doorlopend is gebleven volgens zijn eerste en zijn laatste literaire publicatie aldaar. Hij is zichzelf trouw gebleven, hoe onzeker en zoekend naar een positiebepaling hij ook vaak was. Het maakt hem vooral menselijk.

Als hij in Rusland had gewoond, zou hij een dissident zijn geweest en had hij het wellicht niet overleefd. Volgens sommigen, onder hen Hans Achterhuis, zou de Russische geheime dienst achter het auto-ongeluk gezeten hebben, dat hem het leven kostte.

Jan de Boer, die Camus persoonlijk heeft gekend en herhaaldelijk heeft ontmoet, waagt het te schrijven dat “zijn vroege dood... in zekere zijn een uitkomst is geweest. Verbitterd door het velies van vele ‘vrienden’ vanwege zijn opvattingen over de onafhankelijkheid van Algerije en zijn afscheid van het existentialisme [en vooral zijn kritiek op het communisme], heeft hij daarna weinig meer geschreven. Hij was bezig met zijn ‘memoires’... wel wat vroeg voor een nog geen vijftigjarige.” (in Ransijn, Herontdekking van Albert Camus, p22) Doelt hij op de hierboven besproken dagboeken? Camus heeft zijn hele schrijvende leven dagboeken bijgehouden. Zijn laatste dagboeken en zijn laatste roman waren niet bedoeld als afsluiting, veeleer als een nieuw begin. Zijn notities getuigen ervan.

Hij was inderdaad gedesillusioneerd over de verblinding van linkse ‘vrienden’, die als geschifte intellectuelen met een bod voor hun kop liepen, Sartre voorop, en bloederige excessen goedpraatten als verwaarloosbare collaterale schade met oog op een toekomstig heil. Hun hoon toont het demaqué en de voosheid van vriendschap die berust op een gedeelde ideologie. Met je beste vrienden kun je ook de felste discussies en meningsverschillen hebben en toch vrienden blijven, als de vriendschap dieper gaat dan een gedeelde mening en berust op wederzijds respect voor elkaars visie.

Na De mens in opstand en de vernietigende kritiek die dit opriep, heeft Camus misschien wel zijn mooiste, meest positieve en rijpste werken geschreven: De zomer, De val, Koninkrijk en ballingschap en De eerste man. Hij lijkt zich te hebben hersteld van de aantijgingen die hem parten speelden. Zijn dagboeken laten zien dat dit hem niet gemakkelijk afging. Ook de hoofdpersoon in zijn bekentenis van een rechter die boete doet in De val (1956) toont geen gekwelde ziel, wel iemand die zijn schuld bekent en zich loutert.

De complexe persoon van Camus wordt door zijn dagboeken meer transparant, maar blijfttot op zekere hoogte en diepte een ondoorgrondelijke en duistere kant hebben, ook “duister voor zichzelf”. Hij had nog allerlei plannen, waarvan hij aanzetten beschreef, die moeizaam op gang kwamen. De eerste man laat hoopgevend zien dat hij aan het einde van zijn afgebroken leven og kon schrijven. Als hij het ongepoliste werk had voltooid, had het een ontroerend meesterwerk kunnen zijn en zelfs onaf kan het ermee door als een heel persoonlijk hartroerend boek.

Noot

De hier genoemde werken worden samengevat en besproken in Herontdekking van Albert Camus door Piet Ransijn. Een typering van Camus en zijn relevantie voor onze  tijd staat in de inleiding, overgenomen in CM 141. Een overzicht van zijn werken in verschillende fasen staat in het eerste hoofdstuk. De samenvattende bespreking van de essays uit Bruiloft en De zomer uitdit boek worden elders in dit nummer weergegeven bij de bespreking van de nieuwe vertaling. Het zijn de mooiste lyrische essays van Camus. Het nawoord verwijst naar‘Helena’s ballingschap’ en ‘Terug naar Tipasa’.