februari 2015
De Europese beschaving is eeuwenlang een christelijk geïnspireerde en gestempelde beschaving geweest, met een daaraan beantwoordend mens- en wereldbeeld. In de zich ontwikkelende moderniteit met vrijheid van godsdienst en levensovertuiging als een van haar fundamentele uitgangspunten is die beschaving steeds meer geseculariseerd. Over het mens- en wereldbeeld is er een grote verscheidenheid van opvattingen en interpretaties ontstaan. De r.-k. kerk is erin geslaagd tot de jaren ’60 van de vorige eeuw onder haar gelovigen veelal een gemeenschappelijke identiteit en daarmee samenhangend mens- en wereldbeeld in stand te houden. Maar sindsdien is dat snel in verval geraakt.
Onder dit thema staat de recensie van een boek van een Leuvense theoloog, waarin dat verval gesignaleerd en betreurd wordt. Maar dat is een consequentie geweest van het religieuze moderniseringsproces, dat zich sinds de jaren ‘60 in versterkte mate, ook in de r.-k. kerk, heeft doorgezet. Deze theoloog signaleert onder katholieken een diep wantrouwen tegen het openlijk belijden van hun katholieke identiteit; een neiging om zich zoveel mogelijk aan te passen aan de eigen sociale omgeving, en zodoende niet op te vallen. Katholieke identiteit is een gewantrouwd begrip. Vandaar de terughoudendheid van katholieken om zich hierover openlijk uit te spreken. De bedoeling van de auteur is een ondubbelzinnig antwoord te vinden op de vraag wie zich katholiek mag noemen. In deze boekbespreking wordt dat echter ter discussie gesteld.
Als intellectuelen over religie schrijven, is dat bijna altijd over die van anderen, maar niet die van henzelf, signaleert Jan Oegema, de man die het thema soloreligiositeit lanceerde in het dagblad Trouw. Zij moeten het lef hebben ook zichzelf bloot te geven en hun eigen levensbeschouwelijke positie ter discussie te stellen. In aansluiting hierop verschijnt in dit nummer het eerste deel van een bijdrage, waarin de katholieke identiteit en het daarmee samenhangende mens- en wereldbeeld in een evolutionair perspectief wordt gesitueerd, en zodoende afscheid genomen wordt van het traditionele, statische, want premoderne begrip ervan, dat het kerkelijk gezag nog altijd integraal in stand houdt en daarmee, althans in Europa, zich steeds meer vervreemdt van veel van haar gelovigen, die in religieus opzicht hun eigen weg gaan en vaak een nieuw houvast vinden in de filosofie van de levenskunst, of volstaan met het belijden van zoiets als het ietsisme.
In het volgende nummer verschijnt het tweede deel over katholieke identiteit. In aansluiting hierop geeft prof. Bert Laeyendecker als godsdienstsocioloog zijn visie op katholieke identiteit als actueel vraagstuk.
Bespreking van: Valeer Neckebrouck, Wie is katholiek? Op zoek naar de katholieke identiteit. Uitgeverij Garant, Antwerpen, Apeldoorn, 2014.
In de zich ontwikkelende moderniteit wordt het mens- en wereldbeeld steeds meer beïnvloed en bepaald door de uitkomsten van de wetenschap. In dit nummer staat de positie van die wetenschap en van de universiteit als intellectuele behuizing ervan zelf op verscheidene plaatsen ter discussie. In de eerste plaats onder dit nummer, en wel in een bespreking door de em. hoogleraar wiskunde Harm Bart van een boek over de vraag, waarom wetenschappers vaak minder weten dan ze denken. Die ‘ze’ duidt zeker op die wetenschappers zelf. Maar het kan ook duiden op het grote publiek dat via gepopulariseerde publicaties kennisn eemt van de resultaten van de moderne wetenschap. De macht en het aanzien van de wetenschap lijken in deze tijd bijna onaantastbaar te worden. Waar is dat op gebaseerd? In deze bespreking wordt dat nader onder ogen gezien. Er zijn onmiskenbaar duidelijke verschillen tussen wetenschappelijke disciplines, i.h.b. op het punt van zekerheid en duurzaamheid van verworven kennis. Wiskunde en natuurwetenschap staan wat dit betreft aan de top. Daar wordt wel misbruik van gemaakt. Zo wordt in dit verband gewezen op de rol van wiskunde als intimidatiemiddel. Veel aandacht wordt geschonken aan dat deel van de wetenschappen dat zich specifiek bezighoudt met de historische ontwikkeling van het leven op aarde, dus aan de evolutie. In aansluiting hierop komt ook de zogenaamde tegenstelling tussen causaliteit en finaliteit aan de orde, evenals het spanningsveld tussen geloof en wetenschap, en de vraag hoe dat alles zich verhoudt tot de religieuze benadering van het mens- en wereldbeeld, die in premoderne culturen nog dominant was.
Bespreking van: Ronald Meester, Arrogant. Waarom wetenschappers vaak minder weten dan ze denken, 143 blz., Uitgeverij Ten Have, Utrecht, 2014.
Op 15 januari jl. vond op de Erasmus Universiteit Rotterdam de presentatie plaats van het Civis Mundi jaarboek 2014, getiteld Heeft geschiedenis zin? Of is dit een onzinnige vraag? De auteur besloot die presentatie met een dankwoord, waarvan een deel gewijd was aan een korte introductie van het nieuwe jaarboek. Dat publiceren wij hieronder in aangepaste versie. We besluiten dit thema met drie nieuwe gedichten van de cultuursocioloog Piet Ransijn over zingeving.
Moderne religiekritiek is in Europa lange tijd voornamelijk gericht geweest tegen het traditionele christendom. In dit nummer wordt ervoor gepleit die kritiek ook op de islam te richten, nu die religie zich veel meer doet gelden dan het christendom, en die kritiek niet over te laten aan rechts-populistische stromingen, waardoor die kritiek een verdachte klank krijgt.
We publiceren hier voorts een interview met Hans Feddema, die ook in Civis Mundi een belangrijke rol speelt bij de bestrijding van de heersende religieuze identiteitscrisis, en daaraan in dit interview een nieuwe bijdrage levert, waarna nog een korte notitie van hem over een eigentijdse paradox.
De liberale staatstheorie, die ten grondslag ligt aan de westerse liberale democratie, wordt gekenmerkt door een fundamentele spanning die in de Nederlandse politiek, maar ook in de staatsrechtelijke literatuur, vaak onvoldoende opgemerkt wordt. Vandaar dat hierop in Civis Mundi, 26, augustus 2014 nog eens nader ingegaan is, in de eerste plaats op de spanning tussen het klassiek-liberale en -democratische concept van burgerschap, en in lijn hiermee tussen de beginselen van de klassiek-liberale en de -democratische rechtsstaat.
Bij andere constitutionele rechtsvragen worden we evenzeer geconfronteerd met die spanning, zoals bij de interpretatie van volkssoevereiniteit als democratisch grondbeginsel – in de Nederlandse grondwet nog steeds niet als zodanig erkend –; en in aansluiting hierop bij de interpretatie van het meerderheidsbeginsel. Maar ook bij constitutionele toetsing, dus de rechterlijke toetsing van de grondwettigheid van wetten, hebben we daarmee te maken.
De spanning tussen de klassiek-liberale en -democratische opvatting van de liberale democratie heeft in Nederland ook lange tijd het vraagstuk van administratieve rechtsbescherming beheerst. In het liberale concept dient die bescherming gezocht te worden in administratieve rechtspraak; in het democratische concept met zijn vertrouwen in de democratisch gelegitimeerde overheid is daaraan geen behoefte en kan volstaan worden met administratief beroep, dus beroep binnen het openbaar bestuur. Deze spanning heeft geleid tot een ingewikkeld compromis dat jarenlang de ontwikkeling van de administratieve rechtsbescherming bepaald heeft en gestalte kreeg in een combinatie van bepaalde vormen van administratieve rechtspraak en talrijke vormen van administratief beroep. Maar in het kader van de reorganisatie van de Rechterlijke Macht heeft ten slotte het klassiek-liberale concept de overhand gekregen.
II. Andere constitutionele rechtsvragen: tweevoudige interpretatie volkssoevereiniteit, meerderheidsbeginsel en constitutionele toetsing.
Onder dit nummer publiceren we het jaarverslag 2014 van prof. dr. Maartje Schermer, bijzonder hoogleraar aan het Erasmus MC namens de Stichting Civis Mundi.
In Civis Mundi is al herhaaldelijk betwijfeld of de twee-statenoplossing van dit conflict te realiseren valt. We verwijzen hiervoor o.a. naar onze bijdrage ‘Hoe realistisch is het streven naar een levensvatbare Palestijnse staat nog?’ in Civis Mundi 3, 2011. Gegeven die feitelijke situatie, is al eerder de mogelijkheid van één staat Israël-Palestina onder ogen gezien, o.a. door Benny Morris, die geschiedenis doceert aan de Ben Gurion Universiteit in Israël. Zijn boek Een staat, twee staten. De oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict, in 2011 verschenen in de CIDI Informatiereeks van Uitgeverij Aspekt, en ook in Civis Mundi positief besproken. Ook onder Palestijnse intellectuelen wint het idee van een dergelijke multi-etnische staat Israël-Palestina terrein. Maar Israël ziet vooralsnog niets in één staat met Palestijnen.
In dit nummer komen we op die oplossing terug. In een bijdrage van Anke Ouwerkerk en Jan Willem Schnerr wordt die oplossing nader geanalyseerd aan de hand van de volgende vier vragen:
1. Waarom wordt de éénstaat discussie politiek relevant?
2. Kunnen de verschuivingen in de Amerikaanse en Europese posities ten aanzien van ’het conflict’ alsnog leiden tot een Palestijnse staat?
3. Zijn de argumenten tegen één staat sterk genoeg om het denken daarover te stoppen?
4. Hoe zou Europa kunnen reageren als de droom van een Palestijnse staat definitief vervlogen is, en er één staat Israël-Palestina zou komen als resultaat van een politiek van muddling through? Zonder het ter discussie stellen van het exclusief joodse karakter van de staat Israël zal Europa niet in staat zijn bij te dragen aan een duurzame en moreel aanvaardbare oplossing, aldus de laatste stelling.
Filosofie van de levenskunst is bij de digitale voorzetting van Civis Mundi opgenomen als een van onze discussiethema’s. We haakten daarmee in op het reveil van een vertrouwde en klassiek opvatting van filosofie, namelijk de praktisch gerichte filosofie van de levenskunst, het filosofisch doordenken van het alledaagse leven. Het is een filosofie die mogelijkheden aanreikt voor de vormgeving van het eigen leven en hulp biedt bij het nadenken over de grote levensvragen in een ontwikkelingsfase van de moderniteit waar daaraan groeiende behoefte is. Met de postmoderne cultuurkritiek op de grondslagen van de moderniteit en de nihilistische effecten daarvan herleeft namelijk een existentiële behoefte aan meer geestelijke en sociale samenhang en hernieuwde bezinning op zingeving.
Dr. Heidi Muijen, oprichter van de stichting Filosofische Praktijk Thymia voor Levenskunst & Creatieve Ontwikkeling, heeft aan de filosofische reflectie hierop in voorgaande nummers een substantiële bijdrage geleverd. In dit nummer zet zij dat voort in een zesde deel, waarin zij het boek over mediale levenskunst van Giovanni Rizzuto in ogenschouw neemt en grondig bespreekt. Levenskunst wordt tegenwoordig wel voorgesteld als alternatief voor het wegvallen van ideologische of levensbeschouwelijke achtergronden. Het is Rizzuto uiteindelijk te doen om een vorm van filosofisch verankerde ervaringskennis, die van binnenuit verbonden is met sociale praktijken en interculturele levensvormen. Dit is nodig, willen we een mondiale levenskunst ontwikkelen die adequaat is voor de vragen van onze tijd. Het is een stellingname die zich duidelijk onderscheidt van populaire versies van levenskunst, zoals maakbare en te vermarkten vormen van geluk, wellness en meditatieve praktijken.
Bespreking van: Giovanni Rizzuto, Mediale levenskunst. Een interculturele polyloog. Uitgeverij ASP, Brussel, 2014.
Onder dit thema wordt een nieuw boek van de Vlaamse filosoof Ludo Abicht besproken, waarin hij een lans breekt voor grenzeloos patriottisme. Hij verbindt dat met een progressieve agenda voor Vlaanderen. Hierna een korte notitie over de vraag of de doelstelling van het ANV fascistoïde is.
Bespreking van: Ludo Abicht, Patriottisme kent geen grenzen. Naar een nieuwe progressieve agenda voor Vlaanderen. Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout (België), 2014.
Sinds het referendum over het voorstel voor een Europese grondwet in 2005 raakt Nederland in toenemende mate in de greep van een Eurosceptische tegenbeweging. Hier tegenover klinken nog wel tegengeluiden, zoals bijvoorbeeld het in 2010 gepubliceerde WRR-rapport Aan het buitenland gehecht, met daarin een pleidooi voor een strategische keuze voor een op Europa gericht overheidsbeleid als beste optie voor Nederland in het licht van de huidige wereldconstellatie. Sinds kort is er ook de publicatie van European Federalist Papers door een kleine initiatief groep van deskundigen waaraan in vorige nummers de nodige aandacht geschonken is. Kennisneming van wat de laatste tijd over de EU en de toekomst van de Europese integratie gezegd en geschreven wordt, stemt niet vrolijk. De heersende stemming is somber. Sceptici blijven te veel de discussie over de toekomst van de Europese samenwerking bepalen. Tegenover die somberheid steekt gelukkig in positieve zin een nieuw boek van de socioloog Dick Pels af met een saillante liefdesverklaring voor Europa en de Europese integratie. Alle reden om daar uitgebreid aandacht aan te wijden.
Bespreking van: Dick Pels, Van welk Europa houden wij? Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2015.
Onder dit thema publiceerden we eerder (in de nummers 24 tot en met 27) een artikelenserie van Piet Ransijn over de complementariteit van kennisgebieden. Deze cultuursocioloog bouwde hierop ook voort in een grondige en boeiende bespreking van het boek Liber Universitatis van Jeroen Buve, grondlegger van de Geert Grote Universiteit. In dit nummer besluit hij deze serie met een belangwekkende bijdrage over de tweevoudige waarheid bij Plato en Aristoteles. Hij gaat daarbij ook uitvoerig in op de vraag of Plato en Aristoteles nog relevant zijn voor onze wetenschap, cultuur en samenleving.
Vervolg op eerder artikel met een aanvullende reactie op J. Buve, Liber Universitatis
Onder dit nummer wordt een delicaat probleem aan de orde gesteld, te weten de eisen van de zogenaamde staatsraison in het belang van nationale en internationale veiligheid, zoals die in de eerste autoritaire fase van staatsvorming ontwikkeld zijn, versus de eerbied voor mensenrechten, zoals die in de daaropvolgende democratische fase van staatsvorming ontwikkeld en in nationaal en internationaal recht juridisch verankerd zijn. Hoewel die eerbied formeel beleden wordt, vallen inlichtingen- en veiligheidsdiensten van grote democratische staten, zoals die van de VS, in de praktijk toch weer terug op die oude leer van de staatsraison, met staatsveiligheid als opperste norm. Dat geldt trouwens ook voor de staat Israël in zijn conflict met de Palestijnen.
Wat deze tijd meer dan voorheen kenmerkt, is een sterk op het heden geconcentreerde tijdsbeleving (present-focussed) als kenmerk van een postmoderne tijdsbeleving waarin mensen continu met de actualiteit bezig zijn via het laatste nieuws, de mailbox, voicemail, teletekst, sms, Twitter, beurskoersen en dergelijke. Dat hodiecentrisme stempelt ook de hedendaagse politiek. De historische dimensie ervan is sterk verbleekt. Vandaar een heel kort politiek geheugen. Dit discussiethema, waarin aandacht gevraagd wordt voor die historische dimensie als achtergrond van de actualiteit, dient als tegenwicht.
In het kader van de naoorlogse Doorbraakgedachte is ook ons verzuilde omroepbestel ter discussie geraakt, en is daartegenover als alternatief gepleit voor een nationale omroep, o.a. door de VPRO. Daar is echter niets van gekomen. Wel is een proces op gang gekomen waarin onze verzuilde omroep heel voorzichtig en geleidelijk wordt afgebouwd. Momenteel is dat uitgemond in zes omroepen: drie fusie-omroepen (AVRO/TROS, KRO/NCRV en BNN/VARA), en drie zelfstandige omroepen (EO, Omroep Max en VPRO). Voorts wordt het publieke bestel nu direct opengesteld voor producenten van buiten, die daarmee de bestaande omroepen niet meer nodig hebben voor uitzendingen. Voor creatieve ideeën van die producenten wordt van overheidswege ook geld beschikbaar gesteld. Om dat proces van afbouw te versnellen, is er een werkgroep Andere Publieke Omroep (APO) opgericht, die de publieke omroep wil terugbrengen naar zijn kerntaken: het bieden van nieuws en achtergronden, en van kunst en cultuur, zoals documentaires en Nederlands drama.
In dit nummer een bijdrage van een lid van die werkgroep met een mooi overzicht van dat proces van geleidelijk afbouwen. Wil de publieke omroep nog toekomst hebben, zo luidt zijn conclusie, dan zijn ingrijpende wijzigingen nodig, die bovendien snel tot stand moeten komen. In het volgende nummer zal het oud-Tweede en Eerste Kamerlid Erik Jurgens, en tien jaar lang ook voorzitter van de NOS, hierop reageren.
Onder dit thema deze keer een signalement van twee recente en aan corruptie gerelateerde tv-uitzendingen (op 26 december 2014 en 7 januari 2015). Zij wijzen erop dat er verhoogde belangstelling is voor corruptie en het onderscheid tussen echte belangenverstrengeling en de schijn ervan, zoals in het onderzoek naar oud-wethouder Van Rey naar voren kwam. In de rubriek Nieuwe Boeken wordt de aandacht gevestigd op de belangenverstrengeling, zoals die gegroeid is tussen de medische wetenschap, de overheid en de farmaceutische industrie.
Bij beide tv-uitzendingen rijst de vraag, wat de rol is van leden van de Nederlandse elite in de alom aanwezige vriendjespolitiek. Wie dekt wie? Accepteert men binnen de elite van vrienden wat men van anderen niet zou accepteren? In de ‘proloog’ worden allerlei kopstukken uit die elite genoemd, en tevens de vraag geopperd hoe die hun gang kunnen gaan. In aansluiting hierop een korte notitie over de vraag, hoe Nederlandse elites het wantrouwen tegen hun machtspositie pareren. We besluiten dit thema met een kritische bezinning op de hernieuwde heibel over niet-integer gedrag in de VVD.
In deze rubriek wordt een actuele tendens ter discussie gesteld, namelijk het fenomeen dat er sprake is van seksueel puritanisme, ondanks de seksuele revolutie die zich sinds de jaren ’60 en ’70 in onze westerse samenleving voltrekt. Hoe valt dat met elkaar te rijmen? Daarbij wordt in het bijzonder het mogelijke verband onderzocht tussen puriteinse tendenties in onze westerse cultuur en de problemen van het seksuele verleidingsspel. Naar aanleiding van zijn nieuwe roman Harem, waarin het thema seks wordt hernomen, signaleert de Nederlandse schrijver Ronald Giphart in eigen land eveneens een enorme verpreutsing. Schrijvers die over seks schrijven, worden weer verguisd.
We publiceren in deze rubriek een uitgebreide bespreking van een boek over de belangenverstrengeling van medische wetenschap, overheid en farmaceutische industrie, eerder al ter sprake gebracht onder thema 26. In die bespreking wordt een opmerkelijke overeenkomst gesignaleerd van dit boek met het bekende boek van de filosoof Hans Achterhuis, getiteld De markt van welzijn en geluk. In een tweede artikel zal nader ingegaan worden op mogelijke oplossingen en alternatieven.
Bespreking van: Trudy Dehue, Betere Mensen. Gezondheid als keuze en koopwaar. Uitgeverij Atlas Contact, 2014.
Bespreking van: S.W. Couwenberg, Heeft geschiedenis zin? Of is dit een onzinnige vraag?Civis Mundi jaarboek 2014. Uitgeverij: Deventer Universitaire Pers, 2014.
Bespreking van: Helen Toxopeus in gesprek met Henk van Arkel :’EEN @NDER SOORT GELD helpt economie, milieu en euro’, STRO i.s.m. Uitg. Jan van Arkel, Utrecht 2014 - 290 blzz.; met daarbij Henk van Arkel ’Met uw hulp nu de doorbraak’ 62 blz.
Met het oog op het naderende voorjaar publiceren we hier 15 fraai geïllustreerde lentegedichten.
De organisatie en functionering van universiteiten staan volop ter discussie. In verband hiermee signaleren we met name de petitie ‘Naar een andere universiteit’. Zij is ingediend namens de volgende organisaties:
Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten (H.NU), Abvakabo FNV, Algemene Onderwijsbond (AOb), Beter Onderwijs Nederland (BON), entrale Ondernemingsraad Universiteit van Amsterdam, Centrale Studentenraad van de Universiteit van Amsterdam, CNV Publieke Zaak, Landelijk Postdoc- en Promovendiplatform (LPP), Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV), Ondernemingsraad Technische Universiteit Delft, Ondernemingsraad Vrije Universiteit Amsterdam, Studentenraad Technische Universiteit Delft, Universiteitsraad Universiteit Maastricht, Universiteitsraad Universiteit Twente, Universiteitsraad Universiteit Utrecht, Vakbond voor de Wetenschap (VAWO), Wageningen PhD Council (WPC).
Zij verzoeken de betrokken instanties daarin dringend de problemen die zij signaleren voortvarend aan te pakken, te beginnen met de volgende drie maatregelen:
Ook het Rathenau Instituut wijdt aan deze problematiek uitvoerig aandacht in zijn tweejaarlijkse Flux Magazine, januari 2015. Onder de titel Op zoek naar de publieke taak van de universiteit, is dat artikel toegespitst op de vraag wat de maatschappelijke taak van universiteiten is. Zijn het kennisbedrijven, waar men voor veel geld een carrière of een innovatie kan kopen, of zijn ze op de aarde om de wereld beter te maken?
Er is inmiddels ook een nationale wetenschapsagenda gekomen, als Nederlands antwoord op de grote uitdagingen die de Europese Commissie voor de EU heeft geformuleerd. Dit zijn brede maatschappelijke thema’s, zoals veilige samenlevingen, en de vraag hoe gezond ouder te worden. Het is de bedoeling dat burgers bij het opstellen van een Nederlandse wetenschapsagenda ook een rol zullen krijgen. Voorzitter van die agenda zijn prof. Alexander Rinnooy Kan en prof. Beatrice de Graaf.
Directeur/hoofdredacteur: Prof. Dr. S.W. Couwenberg
Redactie: Sander Wieman, Piet Ransijn, Patricia van Bosse
Redactieadres: Akkerwindestraat 23, 3051LA Rotterdam
Telefoon: 010-4182580
Emailadres: couwenberg@ese.eur.nl